Aardappelen voorbereiden voor het planten

aardappel

Aardappelen worden meestal vermeerderd uit knollen. Vaak gebruiken eenvoudige zomerbewoners eenvoudigweg oude aardappelknollen die lichtjes zijn gekiemd voor het planten. Dit is een vergissing, aangezien er veel arbeid en moeite zal worden besteed aan het binnenhalen van de oogst, en het resultaat zal zeer waarschijnlijk zielig zijn. Bovendien is de kans groot dat dergelijk plantmateriaal het gebied voor het planten van aardappelen zal infecteren met onaangename en moeilijk te bestrijden ziekten.

Het voorbereiden van aardappelen voor het planten kost wat tijd en moeite, maar levert ook een goede oogst op. Om te planten, moet je knollen kopen bij gespecialiseerde winkels of kwekerijen. Dergelijke knollen zijn vrij van gevaarlijke plagen, ziekten en virussen, ze zijn uiteraard duurder, maar geven ongeveer vijf jaar lang een goede oogst.

Het voorbereiden van aardappelen voor het planten gaat als volgt:

1. Om de oogst hoog en vroeg te laten zijn, moeten de knollen in het licht ontkiemen. Om de knollen veilig te laten ontkiemen, moeten ze ongeveer veertig dagen vóór het planten in een ruimte met natuurlijk, diffuus licht worden geplaatst.

2. Voordat u de knollen plaatst, moet u ze sorteren en alleen de beste selecteren, de geselecteerde knollen kunnen een uur in water worden geweekt (nodig om de vloeistof aan te vullen die de aardappelen verliezen tijdens de opslag). Alle spruiten die al op de aardappelen zitten, moeten worden verwijderd.

3. De knollen worden in maximaal twee lagen op een ondergrond (tafel, vensterbank etc.) gelegd.

4. Om de spruiten naar boven te laten kruipen, moeten de knollen worden neergelegd aan de kant waaraan de aardappelen aan de moederplant waren bevestigd.

5. Nadat de spruiten uitkomen, moet je ongeveer 4 van de hoogste spruiten achterlaten en de rest afbreken.

6. Aardappelspruiten mogen vóór het planten niet groter zijn dan drie centimeter en een groene, niet witte, kleur hebben.

7. De eerste vijftien dagen moeten de knollen op 18-22 graden worden bewaard. Wanneer de spruiten 0,5 cm groeien, wordt de temperatuur verlaagd tot tien graden zodat de knollen niet uitdrogen.